Wat is ons toekomstbeeld?

De (financiële) toekomst laat zich moeilijk voorspellen. Wat we wel weten is wat onze (financiële) uitgangspunten zijn. In het College Uitvoeringsprogramma 2022-2026 zijn onder het onderdeel Financiën de volgende maatschappelijke effecten benoemd:

  1. Om de gewenste ambities waar te kunnen maken, hebben we binnen de beschikbare financiële middelen een meerjarige balans tussen maatschappelijke effecten en ‘financieel gezond’.

  2. De gemeente behaalt optimaal maatschappelijk rendement binnen de beschikbaar gestelde middelen.

  3. De gemeente gaat verantwoordelijk om met gemeenschapsgeld.

Deze 3 effecten dwingen ons om zorgvuldig, tijdig en op een creatieve manier te kijken naar de mogelijkheden om onze ambities ook in de toekomst te kunnen blijven financieren. Om de onduidelijkheid over het gemeentefonds beter te doorgronden, hebben we scenario's opgesteld. Daarnaast werken wij drie ideeën verder uit: Sparen vooraf in combinatie met een reserve dekking kapitaallasten, reserve duurzaamheid en herbezinning op taken.

Scenario's

Gemeenten ervaren op dit moment veel onduidelijkheid ten aanzien van het gemeentefonds. Het gaat om aanzienlijke bedragen die veel invloed hebben op het financieel meerjarenbeeld. Om beter om te kunnen gaan met deze onduidelijkheid zijn de scenario's voor het gemeentefonds van vorig jaar geactualiseerd. Op deze manier denken wij meer inzicht te kunnen geven over de omvang en impact van de bedragen. Let wel! Scenario's schetsen mogelijke toekomstbeelden en zijn geen prognoses.

Gemeentefonds

De onduidelijkheid binnen het gemeentefonds speelt op meerdere onderdelen. Het is nog niet duidelijk of en hoe de suppletie-uitkering, een aanvullende uitkering om het Herverdeeleffect op te kunnen vangen, verder wordt afgebouwd. Ook is er nog niets bekend over het eventueel schrappen van de opschalingskorting (een korting die is opgelegd omdat gemeenten door gedwongen opschaling zouden besparen). Tot slot is het de vraag of het Rijk gemeenten nog verder gaat compenseren voor de negatieve accresontwikkeling vanaf 2026. Deze onduidelijkheden zijn in drie scenario's verwerkt.

Scenario 1 (pessimistisch) gaat uit van het verder afbouwen van de suppletie-uitkering vanaf 2026 en geen compensatie voor de opschalingskorting en het ravijnjaar. Scenario 2 (realistisch) gaat uit dat de korting van de herijking geen gevolgen gaat hebben voor de begroting en geen compensatie voor de opschalingskorting en het ravijnjaar. Scenario 3 (optimistisch) gaat er ook vanuit dat de korting van de herijking geen gevolgen gaat hebben voor de begroting en er wel compensatie gaat plaatsvinden van het Ravijnjaar middels een aangepast accres voor volumeontwikkeling. De opschalingskorting wordt hierin ook grotendeels teruggedraaid. De scenario's zijn in tabel 1 verwerkt.

Tabel 1 - Scenario's Gemeentefonds

2025

2026

2027

2028

Scenario 1: Pessimistisch

korting herijking gemeentefonds

-

-1.267

-1.267

-1.267

geen compensatie ravijnjaar

-

-

-

-

geen compensatie opschalingskorting

-

-

-

-

Scenario 2: Realistisch

korting herijking gemeentefonds

-

-

-

-

geen compensatie ravijnjaar

-

-

-

-

geen compensatie opschalingskorting

-

-

-

-

Scenario 3: Optimistisch

korting herijking gemeentefonds

-

-

-

-

compensatie ravijnjaar

-

3.500

3.500

3.500

compensatie opschalingskorting

-

1.008

1.008

1.008

De keuze voor het realistische scenario (nr. 2) heeft een neutraal effect op het meerjarig beeld omdat de financiële effecten in de meerjaren begroting zijn verwerkt. De eenmalige korting op het gemeentefonds ter hoogte van € 1,267 miljoen is immers als risico in de risicoparagraaf opgenomen.

Om enerzijds de ambities uit het college uitvoeringsprogramma en de hieruit voortvloeiende maatschappelijk effecten te kunnen realiseren en anderzijds naar een financieel gezonde gemeente toe te werken zijn er de volgende ontwikkelingen.

1. Sparen vooraf in combinatie met de inzet van de algemene (risico) reserve

Zoals in voorgaande programmabegroting is uitgewerkt kan sparen vooraf kan door incidentele meevallers te reserveren. Net als in 2022 is sprake van een aanmerkelijk positief saldo in de jaarrekening 2023 ten gevolge van incidentele meevallers. Deze meevallers worden gereserveerd in een bestemmingsreserve sparen vooraf. Deze methode wordt gecombineerd toegepast met inzet van een deel van de algemene (risico) reserve. Deze bestemmingsreserve wordt ingezet als dekking van het afschrijvingsdeel van de meerjaren kapitaallasten.

2. Inzet van de algemene (risico) reserve voor het tijdelijk dekken van het negatieve begrotingssaldo

In tegenstelling tot andere jaren is het nu mogelijk geworden om het begrotingstekort onder voorwaarden te dekken uit de algemene reserve. Uiteraard moet de reserve dan wel voldoende groot zijn, en is het slechts tijdelijk ter overbrugging mogelijk om naar een structureel sluitende begroting te werken.

In het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader (Hierna: GTK) is een regeling opgenomen voor de inzet van een surplus binnen de algemene reserve. De financieel toezichthouders werken momenteel aan een aanpassing van de tekst van deze regeling. Het surplus van de algemene reserve is dat deel dat niet nodig is voor het afdekken van risico’s (weerstandscapaciteit). Van dit vrij besteedbare deel (surplus) kan een gemeente jaarlijks maximaal 10% inzetten voor het dekken van structurele lasten. Dit met de voorwaarde dat de solvabiliteit groter of gelijk aan 20% is en blijft. De inzet van het surplus algemene reserve (= vrije reserve) wordt door dit gebruik als structurele baat bestempeld.

Het weerstandsvermogen moet naar het oordeel van de toezichthouder voldoende zijn. Dit betekent dat het moet zijn gebaseerd op een adequate risico-inventarisatie. De structurele onttrekkingen aan de algemene reserve moeten worden opgenomen in het overzicht van structurele reservemutaties. Door de inzet te koppelen aan zowel de solvabiliteit als het weerstandsvermogen wordt het gebruik van de algemene reserve alleen toegestaan als er voldoende eigen vermogen is en de geïnventariseerde risico’s zijn afgedekt. De ondergrens van 20% voor de solvabiliteit sluit aan bij de signaalwaarde van het financiële kengetal solvabiliteit zoals ook opgenomen in het GTK.

De kaders zoals deze in de nota financieel gezond van Uithoorn zijn vastgesteld betreffen onder meer de norm voor de solvabiliteit, zijnde een ondergrens van minimaal 35% en voor de netto schuldquote een bovengrens van 110%. Deze kaders zullen worden gehanteerd bij het in de begroting op te nemen voorstel voor inzet van de risicoreserve.

De algemene risicoreserve wordt gebruikt als buffer voor onverwachte financiële tegenvallers en is daarmee een substantieel onderdeel van onze weerstandscapaciteit. Om te kijken of onze algemene risicoreserve van voldoende niveau is, kijken we naar de ratio van het weerstandsvermogen (= beschikbare weerstandscapaciteit/ benodigde weerstandscapaciteit). Hiervoor is een ratio van 1,4 (ruim voldoende) afgesproken. In de afgelopen jaren bedroeg de ratio 4,4 in de jaarrekening 2022 en 9,7 in de jaarrekening 2023. Dit bevestigt het beeld dat de algemene risicoreserve toereikend is. Uiteraard blijft hierbij het uitgangspunt dat Uithoorn financieel gezond blijft en minimaal wordt voldaan aan de ratio van 1,4 voor de benodigde weerstandscapaciteit.

Op basis van jaarrekening 2023 en na voorgestelde resultaatbestemming bedraagt de risicoreserve ultimo 2023 € 49,0 miljoen. Uitgaande van de in de jaarrekening 2023 geïdentificeerde risico's ter hoogte van € 4,7 miljoen en de door de raad vastgestelde ratio van 1,4 moet voor de reservering van risico's een bedrag van € 6,6 miljoen (1,4 x € 4,7 miljoen) worden aangehouden. Een bedrag van € 42,4 miljoen (€ 49,0 miljoen -/- € 6,8 miljoen), zijnde het surplus is inzetbaar voor dekking van de meerjaren afschrijvingen op investeringen en/of ter incidentele inzet om naar een structureel sluitende begroting toe groeien. Hierbij moet rekening worden gehouden met enerzijds de toets of hiermee binnen de kaders voor de solvabiliteit en de netto schuldquote wordt gebleven en anderzijds het deel wat achter de hand moet worden gehouden voor toekomstige investeringen en/of onvoorziene uitgaven. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat voor financiering van nieuwe investeringen (extra) langlopende leningen moeten worden aangetrokken. Hierbij wordt opgemerkt dat in tegenstelling tot eerdere jaren waarbij het rentepercentage bijna nihil is we nu rekening moeten houden met een stijgende marktrente op de kapitaalmarkt. Dit met een navenant effect op de schuldquote en de te dekken rentelasten in de exploitatie.

3. Herbezinning op taken

Het project 'Herbezinning op taken' is eind 2023 jaar gestart. Momenteel werkt de ambtelijke organisatie per programma aan een pakket van maatregelen die aan de gemeenteraad kan worden voorgelegd. Na de zomer van dit jaar worden de eerste resultaten van de herbezinning verwacht. Dit zal input zijn voor de kadernota 2026 zodat de raad in november 2025 een structureel sluitende begroting voor 2026 - 2029 kan vaststellen.

Stel uw tan:document zelf samen

SELECTIE

0 - geselecteerd

Direct downloaden


Volledige pdf